Advocaat-Generaal: “Verbied slapende dienstverbanden”.
In april van dit jaar schreef ik op deze site over het feit dat de Rechtbank Limburg zogenaamde uitlegvragen had gesteld aan de Hoge Raad over “slapende dienstverbanden”. Omdat werkgevers sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid in 2015 ook een transitievergoeding verschuldigd zijn als het dienstverband van een werknemer (die zij dan al die tijd ook al hebben moeten doorbetalen) na twee jaar ziekte wordt beëindigd, kozen veel werkgevers er de afgelopen jaren voor het dienstverband dan maar te laten doorlopen. Dat werd een “slapend dienstverband” genoemd, omdat er geen werk werd verricht en ook geen loon meer werd betaald.
Tot nu toe vingen werknemers die in een procedure hun werkgever wilden dwingen het dienstverband op te zeggen, zodat ze de transitievergoeding konden incasseren steeds bot bij de rechter. De rechtbank Limburg wilde echter eerder dit jaar weten of een werkgever in dat geval in strijd met de eisen van goede werkgeverschap handelde.
De Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad heeft in een advies geconcludeerd dat in haar ogen de werkgever in beginsel verplicht is om op verzoek van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, een “slapend dienstverband” te beëindigen onder betaling van een bedrag ter hoogte van de transitievergoeding. Sinds er een wet is waarin is geregeld dat werkgevers door het UWV worden gecompenseerd voor betaling van de transitievergoeding aan een langdurig arbeidsongeschikte werknemer (die wet zal op 1 april 2020 in werking treden, zie mijn eerder bijdrage), gaat het argument dat een werkgever op hoge kosten wordt gejaagd, niet meer op. Bovendien is duidelijk dat de wetgever af wil van de “slapende dienstverbanden”. Op grond daarvan brengt de eis van “goed werkgeverschap” met zich mee dat een werkgever een werknemer niet in een ‘slapend dienstverband’ mag houden, met als enige reden om de betaling van de transitievergoeding te ontlopen. Op de werkgever rust dus de verplichting om, op verzoek van de arbeidsongeschikte werknemer, het “slapende dienstverband” te beëindigen, met betaling van een bedrag ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Dit kan anders zijn als de werkgever gerechtvaardigde belangen heeft om de arbeidsongeschikte werknemer toch in dienst te houden, bijvoorbeeld als er een reëel uitzicht is op re-integratie.
De Hoge Raad is niet verplicht het advies van de Hoge Raad te volgen. In de praktijk gebeurt dat in veel gevallen wel. Onbekend is wanneer de Hoge Raad uitspraak zal doen, maar u moet er rekening mee houden dat de uitkomst van deze procedure wel eens zou kunnen zijn dat een werknemer na twee jaar ziekte kan afdwingen dat het dienstverband wordt beëindigd.
Wilt u weten wat de (mogelijke) uitkomst van de procedure bij de Hoge Raad voor uw onderneming kan betekenen, neemt u dan even contact op met Erwin Eijsberg. Hij helpt u graag verder.